Geldschepping hoort niet bij commerciële banken


Op 11 september drukte het Financieel Dagblad een twistgesprek af tussen Wim Boonstra en Rens van Tilburg. Zij spraken over de zin en onzin van publieke geldschepping. In hun discussie miste ik twee argumenten waarom geldschepping bij commerciële banken niet in goede handen is.

Ten eerste kunnen commerciële banken op dit moment alleen hun geldscheppende en, belangrijker, geld beherende functies vervullen onder een vrij bizar systeem van collectieve verzekeringen. Klanten kunnen er alleen maar op vertrouwen dat hun saldo op de depositorekening bij de bank ook opvraagbaar is omdat de centrale bank een liquiditeitsgarantie afgeeft (er is altijd cash) en omdat via het Deposito Garantie Stelsel (DGS) elk deposito bij elke bank verzekerd is tot 100.000 euro. Voor deze verzekeringen betaalt de bank noch de klant een echt risico gerelateerde premie.
Maar iemand draagt natuurlijk wel het risico. Dat is de belastingbetaler. Onder dekking van deze twee collectieve verzekeringen is de schuld van private, winstgedreven ondernemingen gaan circuleren als het belangrijkste betaal- en oppotmiddel in onze economie. En dat zijn dan ook nog eens de slechtst gekapitaliseerde ondernemingen van onze economie. Ter illustratie, in het hart van onze democratie, de Tweede Kamer kun je je koffie alleen nog afrekenen met bankschuld, niet met cash.

Ten tweede geeft deze collectieve verzekering van onze betaalmiddelen de banken een oneigenlijk financieringsvoordeel. Banken kunnen hun risicovolle activa gesubsidieerd financieren, zij betalen geen risicopremie op de financiering van deze uitzettingen. Om de neiging tot risicovol investeren vervolgens toch in te dammen voelen de toezichthouder en belastingbetaler zich, zeker sinds de crisis, voluit gemachtigd om de banken “strenge” eisen op te leggen om de risico’s op de bankbalans te minimaliseren. Het zou tot daar aan toe zijn als die eisen kwamen in de vorm van hogere eigen vermogens aan de passiefzijde van de bankbalans. Maar helaas zoeken politiek en toezichthouder het liever in zeer complexe en gedetailleerde risicogewogen buffers en toezicht op de actiefzijde, dat uiteindelijk een mission impossible is.

Dergelijk toezicht maakt banken (onbedoeld) steeds meer klonen van elkaar. In Nederland is dat inmiddels in extreme mate doorgeschoten en hebben we effectief nog drie banken met dezelfde risicomodellen op dezelfde manier dezelfde kredieten (niet) verlenen. Onze banken financieren zo ongeveer alleen nog veilige hypotheken met stevig onderpand, vermarktbare titels en bedrijven met een stevige balanspositie. En laten dat nu net de investeringen zijn die de status quo bestendigen en zo innovatie en de transitie naar een duurzamere economie in de weg zitten. Daarnaast is die monocultuur uiterst kwestbaar voor (monetair aangeblazen) bellen in onroerend goed en financiële producten.

Het publieke kruis van de geldschepping dwingt onze banken in een keurslijf en maakt de sector als geheel kwetsbaar. Ondertussen krijgt Ralph Hamers van ING geen eredivisiesalaris van premier Rutte “omdat hij bij een semi-publieke instelling werkt”. Zolang Rutte zoiets zonder schaamrood op de kaken kan zeggen, zijn  de lessen van de crisis niet geleerd. De publiek-private vermenging in onze banken moet niet geaccepteerd maar juist bestreden worden. Want dat hoge salaris en de recente boete vallen in het niet bij de schadepost die ING de Nederlander bij een volgende financiële crisis zal opleveren.

Gelukkig kan het ook anders. Deze misstanden zijn met een monetaire hervorming, waarbij we terugkeren naar uitsluitend publieke geldschepping, opgelost. Commerciële banken kunnen dan weer gaan ondernemen voor eigen rekening én risico. Rutte gaat niet meer over hun beloning. Maar belangrijker is dat we als belastingbetalers niet meer chantabel zijn als ons goeie geld niet meer op de passiva kant van de bankbalans staat, maar (weer) een veilige claim op de centrale bank is.

Voor de banken zelf is het op de langere termijn ook gezonder om van hun verslaving aan (te) goedkope financiering af te kicken. Zij komen klem te zitten tussen een steeds strenger toezicht enerzijds en concurrentie van nieuwe fintech spelers anderzijds. Alleen het afleggen van het kruis van de publieke dienstverlening biedt verlossing.