Gerdie Knijp en Karen Maas
De Nederlandse financiële sector wil bijdragen aan het Parijsakkoord en heeft hierover in 2019 afspraken gemaakt in het Klimaatcommitment. Daarin spreken zij af bij te dragen aan de (Nederlandse) energietransitie, hun gefinancierde emissies te rapporteren en actieplannen op te stellen om emissies te reduceren. De 2024 voortgangsrapportage brengt de voortgang hierop in kaart. SFL heeft deze rapportage en verschillende actieplannen geanalyseerd. In deze blog delen we onze bevindingen en aanbevelingen.
Het is positief dat Nederlandse financiële instellingen zich via dit commitment inzetten voor klimaat, daarin lopen ze internationaal voorop. Tegelijkertijd is het lastig de vooruitgang te duiden omdat de plannen moeilijk te vergelijken en doorgronden zijn. Onze aanbevelingen om de begrijpelijkheid en vergelijkbaarheid van deze informatie te verbeteren zijn:
- Volledige emissierapportage. Rapporteer over álle gefinancierde emissies, inclusief scope 3-emissies en gefaciliteerde emissies. Licht de datakwaliteit toe.
- Concrete actieplannen. Formuleer duidelijke korte- en langetermijndoelen en wees transparant over de dynamiek van gefinancierde emissies. Hanteer een eenduidige definitie voor fossiele en hernieuwbare financiering en stel hier gezamenlijk doelen voor vast.
- Standaardisatie van methodologieën. Werk samen aan geharmoniseerde normen voor doelen, scenario’s en voortgangsmeting. Onderbouw de gekozen methodieken en wees transparant over de aannames.
- Duidelijke en meetbare acties. Voorkom vrijblijvendheid en zorg voor concrete stappen richting emissiereductie. Vertaal visie gericht op de benodigde maatschappelijke transities naar concrete acties en definieer vervolgacties als de doelen niet gehaald worden.
Volledige emissierapportage
De rapportage toont dat inmiddels over 83% van de portefeuille (scope 1 en 2) wordt gerapporteerd. Dat is een verbetering ten opzichte van de 68% in de vorige rapportage. De Leidraad van het Klimaatcommitment stelt dat alle financieringen en beleggingen in scope moeten zijn, al kan de prioriteit per sector of assetcategorie verschillen. Financiële instellingen rapporteren vooral in de zogeheten ‘niet-prioriteitssectoren’ nog beperkt, terwijl deze sectoren soms een substantieel deel van de portefeuille en uitstoot uitmaken. Beleggers rapporteren bijvoorbeeld nog maar beperkt over private equity, private debt of infrastructuurbeleggingen, terwijl hier wel degelijk een significante uitstoot kan zijn. Ook kunnen beleggers met engagement invloed uitoefenen om deze emissies te reduceren. De volledigheid van de emissierapportage is dus verbeterd, maar bevat nog niet de gehele portefeuille. Emissierapportage gaat gepaard met uitdagingen rondom datakwaliteit. Er zijn positieve voorbeelden van instellingen die daar inzicht in geven, en aangeven hoe de datakwaliteit verbeterd kan worden.
De voortgangsrapportage laat de volledigheid van de emissierapportage enkel zien voor de scope 1- en 2-emissies van gefinancierde activiteiten. Hoewel 40 van de 49 instellingen rapporteren over scope 3-emissies, is onduidelijk op welk deel van de portefeuille dit betrekking heeft. Zo’n twintig procent van de instellingen doet dit nog helemaal niet en heeft daardoor geen zicht op de uitstoot in de waardeketen van de gefinancierde bedrijven. Dit is zorgelijk, omdat juist in de waardeketen het grootste deel van de uitstoot plaatsvindt.
Bovendien blijven gefaciliteerde emissies buiten beeld: emissies veroorzaakt door financiële activiteiten en kapitaalmarkttransacties (bijvoorbeeld de underwriting-activiteiten voor obligaties). De recente richtlijnen van de Net-Zero Banking Alliance (NZBA) schrijven voor dat banken hier ook over moeten rapporteren. Onderzoek van Follow The Money benadrukt ook de cruciale rol van banken in de obligatiefinanciering van bedrijven die fossiel uitbreiden. Zonder deze mee te nemen ontstaat een te rooskleurig beeld, bijvoorbeeld wanneer banken zeggen dat ze geen fossiele bedrijven meer financieren maar nog wel bijdragen aan de uitgifte van obligaties aan die bedrijven. Er zijn voorbeelden van banken die hier in hun nieuwe klimaatrapporten nu wel over rapporteren, of aangeven dit te gaan doen, maar dit gebeurt nog niet in de hele sector.
Concrete en volledige actieplannen
De rapportage laat zien dat alle instellingen dit jaar een actieplan hebben gepubliceerd. Tegelijkertijd geeft één op de drie instellingen aan niet op schema te liggen voor het behalen van de doelen uit hun eigen actieplan. Ook blijkt uit de actieplannen van een aantal banken dat er reductiedoelen zijn opgesteld voor ongeveer 50 tot 60 procent van de gefinancierde emissies. Voor een groot deel van de emissies zijn dus geen doelen.
Hoewel de rapportage een daling in scope 1- en 2-emissies toont, is de oorzaak hiervan onduidelijk. Is er echt minder uitgestoten door de gefinancierde bedrijven en de economie, of komt het doordat financiële instellingen hun investeringen hebben verschoven, waarbij er niets verandert in de praktijk? De consultatie van PCAF laat zien dat een deel van de schommelingen in gefinancierde emissies veroorzaakt kan worden door de meetmethode zelf, bijvoorbeeld door een verandering in de economische waarde van een bedrijf. Inzicht in deze dynamiek is cruciaal voor effectief klimaatbeleid. Dit kan financiële instellingen helpen de juiste instrumenten in te zetten voor daadwerkelijke reducties in de economie.
Uit de voortgangsrapportage blijkt dat financiële instellingen een grotere inspanning leveren om bij te dragen aan de energietransitie. Volgens de rapportage gaat evenveel financiering naar hernieuwbare energie als naar fossiel. Het valt op dat de resultaten sterk afwijken van de bevindingen van de Eerlijke Geldwijzer. Die concluderen dat 84% van de financieringen naar fossiel gaat en slechts 16% naar duurzame energie. De voortgangsrapportage is niet gebaseerd op één definitie van fossiele of hernieuwbare financiering, maar lijkt op te tellen wat verschillende instellingen rapporteren. Het Klimaatcommitment zou moeten werken met één uniforme definitie, gebaseerd op het 1,5°C-scenario van het Internationaal Energieagentschap (IEA). Het IEA stelt dat om netto-nul-uitstoot in 2050 te bereiken, er geen fossiele projecten opgestart moeten worden. Dit betekent dat financiële instellingen inzicht moeten verschaffen in de financiering van bedrijven die nieuwe fossiele projecten ontwikkelen. De Global Coal Exit (GCEL) en Global Oil & Gas Exit (GOGEL) lijsten van Urgewald kunnen hierbij helpen. Dit zijn openbare databases met bedrijven die fossiele productie blijven uitbreiden. Deze databases worden ook genoemd in de good practice van DNB over klimaattransitieplannen.
Gezamenlijke doelen op de energietransitie zouden ook kunnen helpen. Naast de afbouw van fossiel, is het ook belangrijk dat financiële instellingen hernieuwbare energie projecten financieren. Maar ook het bredere energiesysteem zoals de benodigde infrastructuur. Ook kunnen financiële instellingen actief bijdragen aan een verbetering van de energie-efficiëntie van bijvoorbeeld productieprocessen. Het commitment zou hiervoor gezamenlijke doelen kunnen definiëren, bijvoorbeeld ondernemingen die nog nieuwe fossiele projecten ontwikkelen niet langer financieren of erin beleggen.
Standaardisatie van methodologieën
De voortgangsrapportage geeft geen inzicht in de gebruikte methodieken. Deze verschillen in de praktijk tussen instellingen, waardoor actieplannen moeilijk vergelijkbaar zijn. Dit wordt ook opgemerkt in een recente analyse van DNB. Standaardisatie op het gebied van doelen stellen, scenario’s kiezen en het meten van de afwijking van de gestelde doelen is dan ook noodzakelijk. Daarnaast is het belangrijk dat financiële instellingen hun gekozen methodiek onderbouwen en de bijbehorende aannames en beperkingen analyseren. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn:
- De emissie-intensiteit (emissies ten opzichte van een bepaald volume of economische waarde van een onderneming) kan dalen, terwijl de absolute emissies nog altijd stijgen door volumetoename. Het gebruik van zowel absolute emissiemaatstaven als intensiteitsmaatstaven zijn dus nodig om dit vertekende beeld te voorkomen. Beide methoden hebben voor- en nadelen, dus beide moeten gebruikt én goed onderbouwd worden.
- Financiële instellingen gebruiken verschillende referentiescenario’s om doelen te stellen. Het is van belang dat een scenario een wetenschappelijke onderbouwing heeft en overeenkomt met netto-nul-uitstoot in 2050. Deze scenario’s (zoals het net-zero-scenario van de IEA) zijn gebaseerd op aannames en hebben allemaal hun voordelen maar ook beperkingen. De mate waarin onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende regio’s en sectoren verschilt bijvoorbeeld. Ook hebben de scenario’s ieder hun sociaaleconomische, technologische en politieke aannames (zoals de afhankelijkheid van onbewezen technologieën). Het vereist kennis van de transities in de reële economie om de juiste scenario’s te kunnen selecteren en een analyse te kunnen doen van de beperkingen.
- De gekozen methodieken om de voortgang op de doelen te analyseren verschillen. Een veelgebruikte methodiek is de PACTA-methodiek maar vaak betreft het ook variaties daarop die niet altijd onderbouwd zijn.
Duidelijke en meetbare acties
Veel instellingen richten zich op engagement als middel om emissies te reduceren. De effectiviteit van engagement om emissies te reduceren blijkt echter beperkt, door beperkte invloed en een gebrek aan harde verplichtingen. Een voorwaarde voor goed engagement is om heldere vervolgstappen te definiëren wanneer engagement niet de gewenste resultaten behaalt. Ook de mate waarin instellingen zich terugtrekken uit fossiele investeringen blijft onderbelicht. Er is een duidelijk onderscheid nodig tussen bedrijven die wél en niet kunnen of willen verduurzamen. Voor bedrijven die de transitie kunnen maken kan engagement een instrument zijn. Voor bedrijven die dat niet kunnen of willen, moet er een serieuze exitstrategie zijn.
De voortgangsrapportage gaat verder niet specifiek in op de acties die financiële instellingen definiëren om reductiedoelstellingen te halen. Uit onze eigen analyse blijkt dat deze acties vaak niet voldoende concreet zijn of te vrijblijvend zijn. Het blijft onduidelijk hoe financiële instellingen hun negatieve impact gaan afbouwen en het engagementbeleid aanscherpen.
In de actieplannen ontbreekt het vaak ook aan een consistente visie op de belangrijkste maatschappelijke transities (zoals de energietransitie, voedseltransitie en transitie naar een circulaire economie), en hoe de financiële instellingen hier fundamenteel aan bij kunnen dragen. Enkel vergroenen is niet genoeg als de totale economische activiteit blijft groeien (de Jevons-paradox). Financiële instellingen zouden systemisch moeten nadenken over welke sectoren wel en niet toekomstbestendig zijn en daarnaar handelen. Ze zouden ook proactiever kunnen analyseren welke alternatieve bedrijfsmodellen en financieringsvormen positief bijdragen aan maatschappelijke transities en hoe deze financierbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan de financiering van regeneratieve landbouw. Ook kunnen financiële instellingen beter onderbouwen wat de vervolgacties zijn als bepaalde doelen niet gehaald worden.
Er zijn echter ook positieve voorbeelden. Sommige pensioenfondsen en verzekeraars hebben fossiele beleggingen afgestoten en investeren actief in hernieuwbare energie via hun private beleggingen. Ze dragen daarmee direct bij aan de energietransitie in Nederland of Europa. Ook zijn er Nederlandse pensioenfondsen die overwegen uit Blackrock te stappen, nadat Blackrock zich terug heeft getrokken uit het The Net Zero Asset Managers initiatief, een netwerk dat wil bijdragen aan netto-nul-uitstoot. Een aantal Europese pensioenfondsen haalde eerder al geld weg bij de grote Amerikaanse vermogensbeheerder State Street die ook hun klimaatambities terugschroefde. Ook is het positief dat de financiële sector nog weinig werkt met CO2-compensaties.
Conclusie
Hoewel er voortgang is geboekt, zijn er verbeteringen nodig om te garanderen dat de actieplannen daadwerkelijk bedragen aan het Parijsakkoord en niet verzanden in een papieren exercitie. Meer transparantie, uniformiteit en concrete acties zijn nodig om de impact te vergroten.