De banken gijzelen de publieke sector – nog steeds


We hebben een publiek verankerd betaal- en spaarsysteem nodig, los van banken die kredieten verlenen aan bedrijven, stellen Dirk Bezemer, Arnoud Boot en Mark Sanders.

Het vergt uithoudingsvermogen, maar kunnen we het dit keer opbrengen om wel hervormingen in de financiële sector af te dwingen? Problemen bij een kleine Amerikaanse bank met nog geen 1 procent marktaandeel zorgden voor een prompte bezwering van de Amerikaanse president Biden dat het spaargeld van alle Amerikanen veilig is, en door de overheid gegarandeerd zou worden. De Zwitserse regering heeft intussen het failliete Credit Suisse laten overnemen door UBS, waarbij de overheid garant staat voor astronomische bedragen. En voor zover de EU dacht dat zij ontzien zou worden, was daar vrijdag onrust rond Deutsche Bank.

Wie houdt wie voor de gek? De financiële crisis van 2008 ligt toch achter ons? We hadden met nieuwe regelgeving banken toch veiliger gemaakt? Ja, er kwamen heel veel regels, maar wat de insiders al lang wisten: het fundament blijft fragiel.

Wat ook nog steeds geldt: (hoge) winsten worden op veel plaatsen privaat geïncasseerd, maar verliezen worden naar de schatkist doorgeschoven. Garanties houden het systeem overeind. Daarmee is de gijzeling van de publieke sector door banken, ondanks plechtige beloften na de financiële crisis van 2008, nog onverminderd van kracht. Toezichthouders en beleidsmakers durven falende instellingen niet failliet te laten gaan uit angst voor de repercussies.

Afhankelijkheid van commercie

In 2008 hadden we ook geleerd dat het niet verstandig is om voor essentiële publieke infrastructuur, zoals het betalingsverkeer, afhankelijk te zijn van de financiële gezondheid van commerciële partijen. De parlementaire enquête financieel stelsel – de commissie-De Wit – had het nog wel zo mooi opgeschreven. Die les krijgen we weer in maart 2023.

Wij zijn niet zo pessimistisch dat we op korte termijn grote bancaire problemen in Nederland verwachten. Het is aannemelijk dat de EU zaken beter heeft geregeld; toezicht en regelgeving zijn scherp. Maar we zijn er toch niet gerust op.

Een simpel voorbeeld: banken worden grotendeels gefinancierd met direct opvraagbaar geld – ons spaargeld, ook wel deposito’s genoemd. Maar in de digitale wereld van vandaag met apps op onze smartphone kan iedereen zonder enige vertraging zijn geld verplaatsen. Een gerucht volstaat om een ‘bankrun’ te veroorzaken, waarbij deposito’s (spaargelden) collectief worden weggehaald en de bank klem komt te zitten. De snelheid waarmee dit kan, en kan uitwaaieren over het gehele bancaire landschap, heeft met de informatietechnologierevolutie ongekende vormen aangenomen. Het in de hand houden hiervan lijkt onmogelijk, ondanks het bestaan van garanties die spaarders rust zouden moeten geven.

Dit probleem is niet opgelost met strenger toezicht en bijtende regulering, terwijl die wel direct raakt aan de manoeuvreerruimte voor banken zelf. Banken kunnen niet meer doen waarvoor ze bestaan: ondernemingsrisico’s financieren door kredietverlening aan het mkb en andere partijen (bijvoorbeeld de financiering van de energietransitie). Ze worden eigenlijk ‘dichtgereguleerd’.

Publiek betaal- en spaarsysteem

Als we ditmaal de les serieus nemen, moet er iets veranderen. We zouden moeten toewerken naar een publiek verankerd betaal- en spaarsysteem. Het kunnen aanhouden van een betaalrekening bij de centrale bank (DNB en de ECB) biedt hiertoe een voor de hand liggende mogelijkheid. Onder specialisten is dit onderdeel van de discussie over central bank digital currencies (CBDC). In essentie is dit een digitaal alternatief voor cash geld (bankbiljetten en munten). Een dergelijke bankrekening biedt een veilige omgeving voor sparen en betalen en een anker voor het financiële systeem.

De uitwerking van deze optie kan op verschillende manieren plaatsvinden. De logistieke en procesmatige kant van de bankrekeningen kan worden ondergebracht bij een aparte organisatie waarbij de middelen te allen tijde veilig geparkeerd zijn bij de centrale bank. Overigens zijn er complementaire alternatieven, van een ‘veilige’ Rijkspostspaarbank 2.0 tot fondsen die louter in korte termijn liquide overheidspapier mogen beleggen.

Hoe we het ook inrichten, er komt dan een systeem voor betalen en sparen dat beschikbaar is in goede en slechte tijden. En banken komen dan in de gezonde positie dat ze niet op steun en garanties kunnen vertrouwen. Ze zullen zich robuuster moeten gaan financieren om serieus genomen te worden (met dus veel minder direct opvraagbaar geld en met meer lang lopende obligaties en eigen vermogen). Regeringen kunnen altijd nog besluiten dat een bank in de problemen het waard is om te redden. Maar dat is dan een weloverwogen besluit en geen afgedwongen garantie. Dat is beter voor het vertrouwen in de politiek en de publieke zaak, en uiteindelijk ook voor de economie en de banken zelf.

Bloei private banken

Een publieke verankering van het systeem doet niets af aan de dynamiek in de private financiële sector. Integendeel, ze laat die juist weer opbloeien. De private banken, nu dichtgereguleerd uit angst voor calamiteiten die het systeem platleggen, kunnen weer met meer vrijheid gaan ondernemen. Voor een economie die voor grote uitdagingen in onzekere tijden staat, is een efficiënte, robuuste én een ondernemende bankensector essentieel.

Er blijft altijd toezicht en sturing nodig. Maar dat is er in energie- en voedselmarkten ook. Ongelukken zijn nooit helemaal te voorkomen, maar de schade ervan voor de rest van de economie kunnen we wel fors inperken. De middelen zijn er. De urgentie nu ook weer.

Deze opinie verscheen op 28 maart in NRC.