Bij ons economen zit groei in het dna. Toch erkennen wij planetaire grenzen


Degrowth staat niet per se voor economische krimp, schrijven Dirk Schoenmaker en Hans Stegeman, al kan onze welvaart gelukkig zonder groei.

Er heerst de laatste weken een verwoede discussie over duurzaamheid en groei. Dit gaat dan over groene groei versus ontgroei, ofwel degrowth. De ‘kabouters’ van de degrowth-beweging begrijpen niet dat groei is wat mensen willen, aldus de directeur van het Centraal Planbureau, Pieter Hasekamp, in zijn EW Economie-lezing vorige week. Econoom Roel Beetsma stelde in een opiniestuk dat degrowthers niet snappen wat groei is en dat die nodig is voor de financiering van de vergroening.

Groei staat bij de meeste economen in het dna gegrift. In hun visie is ‘degrowth’ dan ook gebaseerd op een misconceptie. In onze optiek wil degrowth vooral zeggen dat krimp van economische activiteiten een consequentie van duurzaamheidsbeleid zou kunnen zijn.

Over het probleem bestaat wel overeenstemming: klimaatverandering en biodiversiteitsverlies moeten worden aangepakt. Het verschil van mening zit in de rangorde van de doelen. De degrowth-beweging zet de ecologische doelen voorop. Als we de planetaire grenzen niet respecteren, is er straks geen leefbare wereld meer waarin we van onze welvaart kunnen genieten. De harde realiteit is dat we op dit moment al zes van de negen planetaire grenzen overschrijden: klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, stikstofoverschot, groen watertekort, plastic vervuiling en landverandering.

Niet genoeg grondstoffen

In onze opvatting erkent het idee van degrowth die planetaire grenzen en is werken aan het herstel het hoofddoel. Immers, als we dat niet doen stort de economie vanzelf in. Dat is degrowth by disaster.

Als dat herstel met innovatie kan, dan graag. Het liefst ook zoveel mogelijk op een efficiënte manier beleid voeren: dus met beprijzen als het kan, normeren waar het mogelijk is en als het echt niet anders kan verbieden. Maar we moeten realistisch blijven. Materiaaldeskundigen geven aan dat er niet genoeg grondstoffen zijn voor alle plannen om windmolens, zonnepanelen en batterijen te maken voor hernieuwbare energie. Als we echt binnen de grenzen willen gaan opereren, zal de materiële druk op de aarde moeten afnemen. Om daarvoor te zorgen zal de materiaal-efficiëntie (de hoeveel natuurlijke input die nodig is voor economische activiteit) met tientallen procenten moeten toenemen. Dat is nog nooit gebeurd in de historie en gaat waarschijnlijk in de toekomst ook niet gebeuren.

Afname van groei is natuurlijk geen doel op zichzelf, maar kan het gevolg zijn van het respecteren van de planetaire grenzen. Het is ook goed mogelijk dat we een verschuiving binnen economische groei krijgen, waarbij niet-materiële zaken meer worden gewaardeerd. En zelfs als de groei afneemt, betekent dat niet noodzakelijkerwijs een afname van welvaart. Een koelkast die tweemaal zo lang mee gaat en even duur is als een apparaat dat eerder kapotgaat, leidt tot een krimp van de economie. De gebruiker van de koelkast ervaart echter exact dezelfde welvaart.

Roel Beetsma merkt terecht op dat andere werelddelen willen groeien om ook graag van een minimale welvaart te genieten. Herverdeling, zoals Pieter Hasekamp aangeeft, is dan belangrijk, niet alleen nationaal maar ook internationaal. Inderdaad zijn herverdeling en internationale rechtvaardigheid belangrijke elementen waarom juist wij hier in Nederland moeten nadenken over minder groei. Immers, rijke landen hebben de grootste ecologische voetafdruk, en hebben groei ook niet nodig om gelukkiger te worden.

Want dat is nog een andere, vrij basale reden waarom groei geen plekje verdient in het economen-dna. Uiteindelijk is groei een middel om welvaart (lees: geluk) te bereiken. Op dit moment is in rijke landen de subjectieve geluksbeleving volledig losgekoppeld van economische groei. Dit is precies wat grote economen zoals Keynes hadden voorspeld: er komt een tijd waarin meer economische groei niet noodzakelijk is voor het meest fundamentele economische probleem – ons gevecht voor een bestaansminimum.

Economie binnen grenzen

Terug naar de volgorde van onze doelen. Economen zijn overtuigd van groei. Het groeirecept voorkomt onrust onder diegenen die een consumptiestap terug moeten doen, maakt het makkelijker collectieve voorzieningen te betalen en maakt de welvaart elders mogelijk. Groei staat voorop, want daarop is ons systeem gestoeld; daarna gaan we met de ecologische uitdagingen aan de slag, waarbij we vol inzetten op innovatie. Maar in dat groeisysteem komt de paradox van Jevons om de hoek kijken: de efficiëntiewinst van innovaties wordt vaak tenietgaan door hoger gebruik. Terwijl hernieuwbare energie wereldwijd in de lift zit, neemt het gebruik van fossiele brandstoffen niet af. We leven als reuzen met een stijgend energiegebruik voor onze elektrische auto’s en datacentra voor AI en cloud computing.

We kunnen er nog heel lang over blijven polemiseren, maar uiteindelijk komt het neer op de rangschikking van doelen. Blijven we economische groei vooropzetten of erkennen we dat ons economisch systeem binnen planetaire grenzen moet opereren? Gaan we voor het laatste, dan zullen we toch echt deze grenzen moeten respecteren, en de mogelijkheid onder ogen zien dat er een einde moet komen aan onze groeiverslaving. Juist als economen hebben we geleerd dat we keuzes moeten maken.

Dit stuk verscheen eerder op de website van NRC.