Investeren in duurzaam is geen risico, maar biedt garantie


Door Helen Toxopeus en Friedemann Polzin. Eerder gepubliceerd in dagblad Trouw.

Een ‘duurzame’ financiële sector wordt vaak op twee manieren begrepen. Duurzaam omdat hij stabiel is: geen omvallende financiële instellingen die gered moeten worden door de overheid. Duurzaam ook in de zin dat sociale en ecologische doelstellingen worden meegewogen in financieringsbeslissingen. Vaak worden deze definities los van elkaar gehanteerd. Toen tien jaar geleden de financiële crisis losbarstte ging duurzaamheid niet over het klimaat maar over of je nog wel geld kon pinnen: er werden miljarden aan belastinggeld uitgetrokken om banken staande te houden, die tegelijkertijd niet vrijkwamen voor duurzame investeringen.

Waar velen toen dachten dat ‘ecologische en sociale duurzaamheid wel even kon wachten’ totdat de stabiliteit terug was, is dat nu anders. We weten tien jaar ‘na Lehman’ dat stabiliteit van de financiële sector aan de ene kant en de ecologische en sociale duurzaamheid van de bedrijfsactiviteiten op de balans van financiële instellingen aan de andere kant elkaar wederzijds beïnvloeden.

Financiële instabiliteit heeft een negatief effect op de bereidheid van financiële instellingen om de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire economie te financieren. Transitie vergt innovatie en dat betekent risico. Veel financiële regelgeving sinds de crisis zet juist aan tot het verminderen van risicobereidheid en maakt zo de realisatie van het klimaatakkoord of een circulaire economie moeilijker.

Tegelijkertijd leidt ecologische instabiliteit uiteindelijk tot financiële instabiliteit. De huidige ‘lineaire economie’ zorgt voor risico’s die de posities van financiële instellingen verslechteren en op langere termijn onhoudbaar maken. Investeringen in lange termijn duurzaamheid, zoals in een circulaire economie en schone energie, kunnen de financiële sector stabieler maken omdat dit investeringen zijn in de lange termijn productiviteit van onze aarde, mensen, en dus ook economie. Het afbouwen of transformeren van vervuilende bedrijfsactiviteiten van de bankbalansen verlaagt het risico op waardeverlies door verminderde productie en veranderende regelgeving (stranded assets) en schept ruimte op de balans voor duurzame, toekomstbestendige bedrijfsactiviteiten.

Risicovol

Neem Ioniqa, een bedrijf dat technologie ontwikkelde waarmee gebruikt PET (plastic) teruggebracht kan worden tot de originele grondstoffen, die de basis zijn voor nieuwe PET-producten, een circulair proces wat eindeloos herhaald kan worden met relatief laag energiegebruik: een schoolvoorbeeld van circulair ondernemen en een kans om van onze plastic afvalberg af te komen. Natuurlijk is het risicovol om een bedrijf te financieren wat zich op zulk nieuw terrein begeeft. Ioniqa kreeg dan ook bij financiële instellingen geen gehoor, en heeft zelf financiële partners gevonden – waaronder de Nederlandse overheid – om  haar technologie op industriële schaal te gaan toepassen.

Voor een duurzame transitie zijn duizenden Ioniqa’s nodig. Een deel van dit soort bedrijven zal succesvol zijn en transformeren zo onze economie. Wat als dit soort ondernemingen op grote schaal geen financiering vinden en een stille dood sterven? Op de korte termijn lijkt afwijzen van dit soort risicovolle innovatiefinanciering de financiële stabiliteit van instellingen te verbeteren. Maar we riskeren dat we te lang op oude voet verder gaan: afhankelijkheid van olie, plastic wat in de oceaan terechtkomt of verbrandt wordt, activiteiten die straks wellicht door regelgeving niet meer mogen. Uiteindelijk gaat het niet financieren van duurzame innovatie leiden tot verminderde productiecapaciteit of waardeloze investeringen in verschillende sectoren en vindt dit zijn weerslag weer op de bankbalansen. Dubbel onduurzaam dus.

Eigen bemoeienis

Een volgende financiële crisis mag niet wéér afleiden van de transitie naar een duurzame economie, maar de financiering van deze duurzaamheidstransitie moet ook niet leiden tot financiële instabiliteit. Door middel van verstandige risicodeling zullen we als samenleving het transitierisico moeten dragen. Overheden en regelgevers kunnen een rol spelen door onderscheid te maken tussen transitie-gerelateerde risico’s en reguliere risico’s met aangepaste risicowegingen, co-investeringen en publieke garanties. Financiële instellingen kunnen het risico van verduurzaming verlagen door relevante sectorkennis op te bouwen en nieuwe financiële instrumenten te ontwikkelen.

Tot slot kunnen ook jij en ik – met beleid – ons risicodragend vermogen inbrengen. We kunnen met spaargeld ons huis verduurzamen of stallen bij een duurzame bank en  – voor het deel waar we risico’s kunnen dragen en inschatten – ons geld duurzaam investeren via beleggingsfondsen of crowdfunding platformen. We kunnen ons bemoeien met het investeringsbeleid van de financiële instellingen waar we klant zijn (bank, pensioenfonds, verzekeraar). Als consument zijn we ook de dragers van een business model van bedrijven: hoe beter de business gaat, hoe meer kans op financiering. Met ons consumentengedrag maken we duurzame bedrijven aantrekkelijker voor financiële instellingen.

Iedereen moet aan de bak. Want de ‘les na Lehman’ is: als we niet versneld onze financieringen verduurzamen komt de volgende financiële crisis vanzelf.