Geld en schuld


Donderdag 13 Juni werd het WRR-rapport “Geld en Schuld” gepresenteerd tijdens het rondetafelgesprek in Den Haag. SFL leden Dirk Bezemer en Mark Sanders waren aanwezig om na de inleiding van het rapport hun kijk te belichten.

Introductie en ontvangst Kamerleden rapport

Over het algemeen was er brede waardering voor het initiatief van Stichting Ons Geld en het rapport van de WRR. Het wordt Kamerbreed onderschreven dat dit een belangrijk onderwerp is en de Kamer is het erover eens dat de problemen die de WRR aankaart een oplossing vereisen en dat die er nog niet is. De WRR heeft vier belangrijke aanbevelingen: het stimuleren van diversiteit en het doorbreken van de dominantie van systeembanken, het temmen van overmatige schulden, het voorbereiden op de volgende crisis en het verankeren van het publieke belang. Meest geciteerde zin uit het WRR-rapport is echter ook dat men zich geen “ongekende experimenten met de ruggengraat van onze economie” op de hals wil halen. De WRR wil geen ‘system overhaul’ en wijst op twee grote onzekerheden: de transitie en de internationale verwevenheden.

Geen ‘system overhaul’, maar wat dan wel?

Discussie ontstaat vervolgens over wat dan wel. De Kamer onderschrijft wel de richting, maar vraagt zich wel af hoe het dan anders ingericht moet worden. De PvdA vraagt letterlijk “hoe dan?” en betwijfelt hoe zich dit verhoudt tot het depositogarantiestelsel dat door de DNB wordt geprezen omdat het die veilige haven biedt. Ook vraagt de VVD nog om het bewijs dat wet- en regelgeving heeft bijgedragen aan de homogenisering. Men is op zoek naar incrementele verbeteringen binnen bestaande kaders die toch op termijn de juiste richting in bewegen (naar een publiek verankerde geldvoorziening en betaalinfrastructuur). Het voorstel van een publieke depositobank wordt daarbij als meest kansrijk gezien.

Reactie door SFL-leden Mark Sanders en Dirk Bezemer

Bezemer schetst het probleem van (onproductieve) schuldenopbouw en effecten daarvan op de schokbestendigheid van de Nederlandse economie. Hij bepleit lagere ‘loan-to-value ratio’s’, fiscale bevoordeling van eigen vermogen, verdere afbouw van de hypotheekrenteaftrek, een veilig back-up betaalsysteem, het mee laten delen in het risico door hypotheekverstrekkers, en hogere buffers om schuldenopbouw te remmen.

Sanders schetst het probleem van de knip tussen risico en rendement die ontstaat door het ‘too big to fail’ probleem. Een bank is een private organisatie en private organisaties moeten failliet kunnen gaan, iets wat nu niet kan. Het depositogarantiestelsel en de lage rente laten banken overmatig veel risico nemen met weinig eigen vermogen. Wet- en regelgeving probeert dit vervolgens in te dammen. Dit leidt dan weer tot een bias naar “veilig”, maar onproductief krediet (vastgoed en zittende bedrijven). Dus impliciete garanties enerzijds en streng toezicht op de uitzettingen anderzijds, leiden tot inefficiënte kredietallocatie en homogeniteit in de sector. Daarom bepleit Sanders ontvlechting en herordening van publieke en private functies in de financiële sector.