Gedetailleerde regelgeving rond bancair toezicht is schijnzekerheid


Door Harald Benink en Arnoud Boot. Eerder verschenen in het Financieel Dagblad

De rondetafel gisteren in de Tweede Kamer kwam geen dag te vroeg. De reflex van politiek en toezichthouders is het bankwezen dicht te reguleren. Er is veel misgegaan en met zoveel maatschappelijke schade, dat het moeilijk is hier geen begrip voor te hebben. Toch is dit onhoudbaar. Digitale ontwikkelingen zorgen voor een speelveld dat zwaar in beweging is. Pogingen tot ‘dichtreguleren’ bieden slechts schijnzekerheid.

Amper bekomen van de financiële crisis staat het businessmodel van banken op zijn kop. In recordtijd zijn bankkantoren uit het straatbeeld verdwenen, en voor vrijwel iedereen is een app nog het enige contact met een bank. Klantrelaties verzwakken, nieuwe digitale concurrenten ontstaan en de marges staan onder druk. Deze realiteit vraagt om ruimte bij banken om hierop in te spelen, en voor toezichthouders maakt het de sector tot een ‘moving target’.

‘Gemillimeter’ is ongewenst
Maar speelruimte voor banken is (bijna) vloeken in de kerk. Hoe kan dan bij toezichthouders en politiek enig comfort ontstaan dat het niet tot nieuwe uitspattingen leidt? De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) gaf in zijn advies Samenleving en financiële sector in evenwicht een voorschot door te constateren dat gemillimeter – sturen op gedetailleerde regels – ongewenst is, en dat veel meer de robuustheid van de sector in het oog moet worden gehouden. Een hoger eigen vermogen speelt hierbij een sleutelrol omdat het zowel speelruimte aan banken geeft (‘met eigen vermogen kun je ondernemen’) als de toezichthouder bereid maakt op grotere afstand te gaan staan (‘de instelling kan tegen een stootje, dus je hoeft niet de hele tijd mee te kijken’).

Het is lastig te begrijpen waarom eigen vermogen in het bankwezen zo’n moeilijk onderwerp is. Het bepaalt de slagkracht van banken en beschermt de samenleving, twee vliegen in een klap. Toezichthouders zullen zeggen dat er gemiddeld meer kapitaal in banken zit dan voor de crisis. Dat klopt. Maar genoemde percentages van 12 tot 14 die ons blij zouden moeten maken, zijn verbasterd. Banken in Nederland zitten rond de 5. De hogere percentages komen uit wiskundige modellen die het banken toestaan hun activa op de balans ‘voor risico te wegen’ waardoor je ze niet hoeft mee nemen. Dus een balans met 5% eigen vermogen, heeft dan plotseling 15% eigen vermogen.

Uiteraard is dit niet gewenst en bovendien geeft het banken geen slagkracht. Juist ook historisch gezien zijn de kapitaalbuffers aan de lage kant, ondanks de verhoging die is doorgevoerd na de crisis van tien jaar geleden.

Consensus onder economen
Economische wetenschappers zijn vaak verdeeld over belangrijke kwesties. Des te opvallender is het dat bij de leidende academici in Europa en de Verenigde Staten grote overeenstemming bestaat dat het managen van een bank met slechts zo’n 5% eigen vermogen niet alleen historisch gezien aan de lage kant is, maar ook een buitengewoon fragiel bancair systeem creëert. Wetenschappelijk onderzoek over de crisis bevestigt de heilzame werking van meer kapitaal, en dat primair onzekerheid over solvabiliteit een leidende rol speelde. Onderzoek voor de VS laat zien dat beter gekapitaliseerde banken toegang bleven houden tot funding. Daarnaast slaagden beter gekapitaliseerde instellingen erin gemiddeld hogere rendementen te maken voor hun aandeelhouders, in tegenstelling tot wat bankiers ons doen geloven in hun lobby tegen eigen vermogen.

Deze resultaten duiden erop dat banken tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen: het eigen belang bij hoger kapitaal wordt onvoldoende onderkend.

Het Sustainable Finance Lab heeft laten zien dat het met name in de ‘upswing’ van de financiële cyclus is dat banken hun leverage (de verhouding tussen vreemd en eigen vermogen) laten toenemen. Risico’s worden dan schijnbaar onderschat. Over de cyclus heen is dit niet in het belang van de banken zelf.

De spagaat van Nederlandse banken is nog ingewikkelder. Het eigen vermogen is weliswaar een belangrijk stuk van de puzzel (adresseert speelruimte en financiële stabiliteit), maar de huidige uitdagingen voor de banken vragen meer. Zo is er bijvoorbeeld het maatschappelijk wantrouwen. Dit adresseren vraagt om een betere maatschappelijke binding van banken. De publiek-private rol van banken is te diffuus. Maak helder – in lijn met het WRR-advies – wat de (onmisbare) publieke activiteiten van banken zijn, veranker en bescherm deze beter, en verkrijg daarmee vervolgens een grotere vrijheid in de meer commerciële activiteiten.