Op 11 november debatteert de Tweede Kamer over de vormgeving van een digitale euro. Het gevaar is dat deze, vanwege aangeprate koudwatervrees, te zeer wordt ingekapseld waardoor de maatschappelijke voordelen worden beperkt.
In vijf jaar tijd is in Nederland het gebruik van contant geld bij betalingen gedaald van 50 naar 20 procent. Het einde van contant geld lijkt dan ook in het zicht. Het kan betekenen dat crypto’s, stablecoins als Meta’s Diem (voorheen Facebook’s Libra) of buitenlands digitaal geld, als de Chinese digitale yuan, de plek van de euromunten en -biljetten innemen. Dat zou de centrale bank ernstig kunnen hinderen bij het bewaken van de prijsstabiliteit. Hierdoor zijn centrale bankiers wereldwijd wakker geschrokken. De ECB overweegt nu het introduceren van de digitale euro. Het lijkt daarbij uitdrukkelijk niet de bedoeling dat zo’n digitale euro de rol van het Europese bankwezen in ons betalingsverkeer terugdringt. Daarom worden verschillende beperkingen op het gebruik van de digitale euro overwogen. En dat is jammer. Met het verdwijnen van cash zal de rol van de commerciële banken en andere, minder gereguleerde instellingen in het betalingsverkeer groter worden. Dat vergroot hun systeemrelevantie en daarmee het ‘too big to fail’-probleem. Sinds de financiële crisis van 2008 is duidelijk dat afhankelijkheid leidt tot de garantie dat de belastingbetaler opdraait voor dure reddingsoperaties van commerciële partijen. Die afhankelijk moet dus worden teruggedrongen en nieuwe afhankelijkheden moeten worden voorkomen.
Daarom is het goed dat de ECB serieus werk maakt van het introduceren van een digitale euro. Afgaand op de ECB-publicaties koerst men echter op een digitale euro die het huidige systeem vooral niet mag veranderen. En dat terwijl het inherent instabiele financiële systeem juist vrij fundamentele verandering nodig heeft. Niemand wil experimenten “met de ruggengraat van onze economie”, zoals de WRR dat in haar advies over het financieel stelsel noemde. Maar met het verdwijnen van contant geld heeft ons financiële stelsel al geen echte ruggengraat meer. Een digitale euro zou een nieuwe ruggengraat kunnen worden. Maar dan moet men daar in het ontwerp wel op sturen.
Minister Hoekstra erkent dat de introductie van de digitale euro een “politiek project” is: “Dat vergt politieke sturing op de doelen die we met een digitale euro willen bereiken en de te maken ontwerpkeuzes.” Dat politieke debat is des te harder nodig omdat de nadelen van de digitale euro neerslaan bij machtige en goed georganiseerde deelbelangen. Zoals de commerciële banken die hun staatsgarantie dreigen te verliezen.
In de financiële crisis van 2008 had de belastingbetaler geen keus toen de banken onderuitgingen. Die situatie is niet wezenlijk veranderd. De structurele ingrepen die na 2008 werden bepleit, zoals het scheiden van het spaargeld en de betalingen van de meer risicovolle marktactiviteiten, zijn nooit gerealiseerd. Duizenden nieuwe regels creëren een vals gevoel van zekerheid, maar de kapitaalbuffers zijn in historisch opzicht nog altijd laag en ondanks het resolutiemechanisme worden er nog steeds banken gered met belastinggeld.
Dat heeft voor de systeem relevante banken grote voordelen: deze kunnen zich goedkoper financieren en de risico’s afwentelen op het collectief. En dat maakt weer streng toezicht nodig.
Een digitale euro kan deze garantie-toezicht klem doorbreken. Banken kunnen dan weer ondernemen en concurreren met verstandige kredietverlening. Dat breidelt de neiging om kredieten te verlenen die zeepbellen blazen op de huizenmarkt.
Markttucht onder banken leidt niet tot goedkoper krediet, maar wel tot beter geprijsd en nauwkeuriger gemonitorde kredietverlening. Daarnaast kan de financiële sector diverser en daarmee als geheel stabieler worden. Deze publieke voordelen zijn echter alleen te bereiken als de politiek in het ontwerp van de digitale euro een scherp oog houdt voor het publieke belang.
Dat betekent voor alles dat er een digitale euro komt die aantrekkelijk genoeg is om in voldoende mate gebruikt te gaan worden. De vaak genoemde limiet van 3000 digitale euro per persoon zal het gebruik ervan ontmoedigen. Net als het instellen van transactielimieten, negatieve rentetarieven of het beperken van grensoverschrijdende betalingen. Beperkingen die vandaag de dag ook niet van toepassing zijn op contant geld.
Het beperken van toegang tot bepaalde groepen in de economie, of bestaande marktpartijen daar een grote rol in te geven, het beperken van het bedrag dat men in digitale euro zou mogen aanhouden of het belemmeren van bepaalde transacties in volume of snelheid beperken de heilzame rol die een digitale euro zou kunnen spelen. Dat is in het voordeel van partijen die van het huidige stelsel profiteren, maar gaat ten koste van het algemeen belang. Tweede Kamer, let op uw (onze) zaak!
Deze opinie verscheen op 10 november in het FD