We lijken met zijn allen de inflatie nogal lijdzaam te ondergaan. De benzine die de helft duurder is geworden, de gasprijs die twee tot drie keer omhoog is gegaan en aanstaande winter waarschijnlijk nog verder stijgt. Containervervoer, waarvan veel van onze dagelijkse spullen uit China afhankelijk zijn, is acht keer duurder geworden. Tja, dat is de markt, hè? We vragen hooguit de overheid het leed wat te verzachten.
Dat gebeurt ook enigszins, met een compensatie van de hoge energieprijzen via accijnsverlaging en 800 euro voor de armste huishoudens. Dat geld komt van onze belastingen. En waar het gaat om herverdeling naar huishoudens die de klap niet kunnen opvangen, ben ik daar helemaal voor.
En toch wringt het. Waarom accepteren we dat heel wat grote bedrijven tegelijk met prijsverhogingen ook hun winst zien exploderen? En daar ook hun aandeelhouders flink van laten profiteren. Bedrijven als Shell, Heineken en Unilever, maar ook bijvoorbeeld energieleverancier Engie, die vorige week meldde dat zijn nettowinst het afgelopen halfjaar is verdubbeld. De Tweede Kamer heeft het idee van een bofbelasting voor zulke gigantische meevallers afgewezen, terwijl het Engelse parlement juist voor een dergelijke extra belasting heeft gestemd. Zo compenseer je de consument met geld van de meevallers van de betreffende bedrijven, in plaats van uit de algemene middelen van de schatkist.
Er zit iets ongerijmds aan onze gelatenheid over marktprijzen. Of het nu gaat om consumentenprijzen of winst per aandeel, we accepteren de flinke toenames alsof het natuurverschijnselen zijn. Of beter, alsof de markt gestuurd wordt door een moreel-neutrale onzichtbare hand, waar niemand verantwoordelijk voor is. Alsof er geen keuzes van bedrijven en aandeelhouders achter liggen.
Hoe anders is dat bij het sentiment over prijsverhogingen door de overheid. Mensen klagen al snel steen en been over kleine heffingen, zoals een CO2-taks op vliegtickets. Die heffing is maar 8 euro, wat neerkomt op nog geen 25 procent voor een belachelijk goedkoop budgetticket naar Spanje en hooguit 1 procent voor een verre intercontinentale vlucht. Waarom accepteren we verhogingen van marktprijzen wel, maar van tarieven ten behoeve van het algemeen nut zoals klimaat of de obesitasepidemie veel moeilijker? Omdat we marktprijzen natuurlijk vinden? Omdat de markt anoniem is?
Laat één ding duidelijk zijn, marktprijzen staan niet onder democratische controle, zijn zelden transparant, en staan onder invloed van machtsverhoudingen. Er is niets democratisch aan. We kunnen vaak niet goed controleren of de prijsstijging een pure kostenstijging weergeeft of dat er extra winsten gemaakt worden. En er is al helemaal geen debat onder onze volksvertegenwoordigers over een maatschappelijk doel dat ermee gediend wordt.
We moeten eens ophouden met marktprijsstijgingen fatalistisch als gedreven door een onzichtbare hand te zien en tegelijk de overheid te beschouwen als boeman die wat ‘van ons afpakt’. Achter veel marktprijzen zitten keuzes en belangen zonder democratische controle. Een bofbelasting voor grote bedrijven lijkt me daarom geen gek idee. Nog belangrijker is nadenken over onze impliciete aanname dat prijzen moreel neutraal zijn maar heffingen door de overheid (im)moreel.
Gek, een vliegtaks maakt bozer dan dure groenten.
Deze column verscheen op 23 augustus 2022 in Trouw