Geld is niet het probleem voor de energietransitie


Op maandag 17 mei jl. opende het FD met de alarmerende kop: “Klimaatdoelen in gevaar door gebrek aan investeerders”. Dit naar aanleiding van een studie door onderzoeksbureaus Kalavasta en Berenschot in een rapport voor het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De hoofdconclusie: Er wordt in Nederland onvoldoende geïnvesteerd in de klimaattransitie door banken en pensioenfondsen omdat de terugverdientijden te lang en de risico’s te hoog zijn. Ons onderzoek naar het financieren van de energietransitie in Europa toont echter dat er geld genoeg is[1].

Voor de transitiepaden naar een 2°C en 1.5°C compatibele economie is conservatief gerekend twee tot zes keer meer (nieuw) geld beschikbaar dan nodig. Het klotst in Europa voor nul procent rente over de plinten, met dank aan de ECB. Waar het aan schort is kennis bij institutionele beleggers en banken. En aan durf bij beleidsmakers.

Dat zit zo. De energietransitie vergt investeringen die niet passen in de status quo. Dat maakt ze minder geschikt voor gestandaardiseerde kredietverlening met grote bedragen. En dat is precies waar onze grote banken en pensioenfondsen zich steeds meer op richten. Beleggingen en leningen moeten voldoen aan een door een op het verleden gebaseerd risicomanagementmodel. En voor kleine leningen en beleggingen komen de grote banken en beleggers hun bed niet uit. Tenslotte kunnen banken, maar ook pensioenfondsen, krachtens hun respectievelijke mandaten en regulering niet al te veel risico lopen op hun beleggingen en uitzettingen.

Dat maakt dat al dat geld, dat de ECB nu bijna gratis aan banken en beleggers beschikbaar stelt, niet, of onvoldoende kan stromen naar het type projecten dat de energietransitie verder brengt. Energiebesparing vraagt om veel kleine leningen, die overigens met weinig risico een redelijk zeker rendement geven. Investeringen in zon en wind vragen om grotere bedragen en hebben naast risicovrije schuldfinanciering ook een stuk eigen vermogen nodig. En tenslotte is er nood aan financiering voor het verder ontwikkelen van nieuwe technologie en kennis, die slecht past in de mandaten en risicomodellen van de grote financiële spelers.

Berenschot en Kalavasta concluderen, met de sector, dat de overheid de onrendabele top moet financieren, garanderen en met subsidies en belastingen aantrekkelijk moet maken. Dat zal ook zeker helpen. Maar de sector zelf moet zich ook achter de oren krabben als ze met de bestaande risico- en businessmodellen een evident noodzakelijke transitie als de klimaattransitie niet kunnen financieren. Ons onderzoek laat zien hoe de financiële sector zichzelf kan aanpassen, kan leren door ervaring met het financieren van duurzame energieprojecten. Projecten die een paar jaar terug niet financierbaar leken, zijn door opbouw van kennis en ervaring binnen de sector nu wel interessant. Zo hebben bijvoorbeeld financiers in de afgelopen 10 jaar geleerd hoe zij duurzame energieprojecten beter kunnen structuren, wat uiteindelijk tot een reductie in LCOE (Levelized cost of electricity) van 1- 4% heeft geleid[2]. Het is deze dynamiek waar ook op ingezet moet worden in plaats van enkel te kijken naar de overheid.

Door in je achteruitkijkspiegel te kijken kun je nooit een afslag goed nemen. Maar achteruitkijken is nu wel ingebakken in de risicomodellen via de op historische data gebaseerde waardering van onderpand en daaruit volgen de vermeende “zekerheden” in de fossiele industrie. Een financiële sector die vooruitkijkt, ziet dat “business as usual” uiteindelijk zelfmoord is, ook financieel. Resultaten uit het verleden zijn zo een garantie voor falen in de toekomst.

Natuurlijk moet ook de overheid met durf en doorzettingsvermogen de goede investeringen stimuleren. Dat vraagt om regie en beprijzen van vervuiling, maar ook om het stimuleren van de nu nog ontbrekende financiële spelers. Financiële spelers die wel risico kunnen en willen nemen. Die niet hun neus ophalen voor investeringen onder de 5 miljoen euro. In andere landen zien we dat crowdfunding, publieke investeringsbanken en investeringscoöperaties hier een grotere rol in spelen.

De komende jaren zal de energietransitie in Nederland flink moeten versnellen. Dat gaat niet lukken als we alleen naar de overheid kijken. Er is geen gebrek aan geld voor de energietransitie. Er is wel een gebrek aan kennis en durf bij zowel financiers als overheden.

Friedemann Polzin is assistant professor aan de Utrecht School of Economics en Mark Sanders is professor Internationale Economie aan de Universiteit Maastricht. Beiden zijn verbonden aan het Sustainable Finance Lab te Utrecht


[1] Polzin, F., Sanders, M., 2020. How to finance the transition to low-carbon energy in Europe? Energy Policy 147, 111863. https://doi.org/10.1016/j.enpol.2020.111863

[2] Egli, F., Steffen, B., Schmidt, T.S., 2019. Learning in the financial sector is essential for reducing renewable energy costs. Nature Energy 4, 835–836. https://doi.org/10.1038/s41560-018-0277-y