The circular distribution app


A tool to fairly distribute value and risks in the circular service economy

The earth is what we all have in common

– Wendell Berry

Do you ever try to picture how our world looks like in 30 years? Let me give you a glimpse into the circular future. In a couple of decades from now, our economic system looks fundamentally different. Healthy and resilient ecosystems will provide us with the resources we need. Yes, this is different. It will no longer be the other way around: putting our needs above the capacity of the Earth.

Lees verder →

Elisa Achterberg


Digitale euro kan de ruggengraat van het financiële stelsel worden


Op 11 november debatteert de Tweede Kamer over de vormgeving van een digitale euro. Het gevaar is dat deze, vanwege aangeprate koudwatervrees, te zeer wordt ingekapseld waardoor de maatschappelijke voordelen worden beperkt.

In vijf jaar tijd is in Nederland het gebruik van contant geld bij betalingen gedaald van 50 naar 20 procent. Het einde van contant geld lijkt dan ook in het zicht. Het kan betekenen dat crypto’s, stablecoins als Meta’s Diem (voorheen Facebook’s Libra) of buitenlands digitaal geld, als de Chinese digitale yuan, de plek van de euromunten en -biljetten innemen. Dat zou de centrale bank ernstig kunnen hinderen bij het bewaken van de prijsstabiliteit. Hierdoor zijn centrale bankiers wereldwijd wakker geschrokken. De ECB overweegt nu het introduceren van de digitale euro. Het lijkt daarbij uitdrukkelijk niet de bedoeling dat zo’n digitale euro de rol van het Europese bankwezen in ons betalingsverkeer terugdringt. Daarom worden verschillende beperkingen op het gebruik van de digitale euro overwogen. En dat is jammer. Met het verdwijnen van cash zal de rol van de commerciële banken en andere, minder gereguleerde instellingen in het betalingsverkeer groter worden. Dat vergroot hun systeemrelevantie en daarmee het ‘too big to fail’-probleem. Sinds de financiële crisis van 2008 is duidelijk dat afhankelijkheid leidt tot de garantie dat de belastingbetaler opdraait voor dure reddingsoperaties van commerciële partijen. Die afhankelijk moet dus worden teruggedrongen en nieuwe afhankelijkheden moeten worden voorkomen.

Daarom is het goed dat de ECB serieus werk maakt van het introduceren van een digitale euro. Afgaand op de ECB-publicaties koerst men echter op een digitale euro die het huidige systeem vooral niet mag veranderen. En dat terwijl het inherent instabiele financiële systeem juist vrij fundamentele verandering nodig heeft. Niemand wil experimenten “met de ruggengraat van onze economie”, zoals de WRR dat in haar advies over het financieel stelsel noemde. Maar met het verdwijnen van contant geld heeft ons financiële stelsel al geen echte ruggengraat meer. Een digitale euro zou een nieuwe ruggengraat kunnen worden. Maar dan moet men daar in het ontwerp wel op sturen.

Minister Hoekstra erkent dat de introductie van de digitale euro een “politiek project” is: “Dat vergt politieke sturing op de doelen die we met een digitale euro willen bereiken en de te maken ontwerpkeuzes.” Dat politieke debat is des te harder nodig omdat de nadelen van de digitale euro neerslaan bij machtige en goed georganiseerde deelbelangen. Zoals de commerciële banken die hun staatsgarantie dreigen te verliezen.

In de financiële crisis van 2008 had de belastingbetaler geen keus toen de banken onderuitgingen. Die situatie is niet wezenlijk veranderd. De structurele ingrepen die na 2008 werden bepleit, zoals het scheiden van het spaargeld en de betalingen van de meer risicovolle marktactiviteiten, zijn nooit gerealiseerd. Duizenden nieuwe regels creëren een vals gevoel van zekerheid, maar de kapitaalbuffers zijn in historisch opzicht nog altijd laag en ondanks het resolutiemechanisme worden er nog steeds banken gered met belastinggeld.

Dat heeft voor de  systeem relevante banken grote voordelen: deze kunnen zich goedkoper financieren en de risico’s afwentelen op het collectief. En dat maakt weer streng toezicht nodig.

Een digitale euro kan deze garantie-toezicht klem doorbreken. Banken kunnen dan weer ondernemen en concurreren met verstandige kredietverlening. Dat breidelt de neiging om kredieten te verlenen die zeepbellen blazen op de huizenmarkt.  

Markttucht onder banken leidt niet tot goedkoper krediet, maar wel tot beter geprijsd en nauwkeuriger gemonitorde kredietverlening. Daarnaast kan de financiële sector diverser en daarmee als geheel stabieler worden. Deze publieke voordelen zijn echter alleen te bereiken als de politiek in het ontwerp van de digitale euro een scherp oog houdt voor het publieke belang.

Dat betekent voor alles dat er een digitale euro komt die aantrekkelijk genoeg is om in voldoende mate gebruikt te gaan worden. De vaak genoemde limiet van 3000 digitale euro per persoon zal het gebruik ervan ontmoedigen. Net als het instellen van transactielimieten, negatieve rentetarieven of het beperken van grensoverschrijdende betalingen. Beperkingen die vandaag de dag ook niet van toepassing zijn op contant geld.

Het beperken van toegang tot bepaalde groepen in de economie, of bestaande marktpartijen daar een grote rol in te geven, het beperken van het bedrag dat men in digitale euro zou mogen aanhouden of het belemmeren van bepaalde transacties in volume of snelheid beperken de heilzame rol die een digitale euro zou kunnen spelen. Dat is in het voordeel van partijen die van het huidige stelsel profiteren, maar gaat ten koste van het algemeen belang. Tweede Kamer, let op uw (onze) zaak!

Deze opinie verscheen op 10 november in het FD

Mark Sanders


De financiële oplossing voor de wooncrisis


Zondag gaan naar verwachting vele duizenden, veelal jongeren, de straat op. Ze eisen een oplossing voor de wooncrisis. Het niet kunnen betalen van een passende woning is in Nederland allang niet meer een probleem van enkel een handjevol pechvogels en klaplopers. Ook wie altijd hard heeft gestudeerd en gewerkt en braaf gespaard kan vaak geen betaalbare woning meer vinden. Een groeiende groep Nederlanders staat hierdoor stil in hun ontwikkeling. Op kamers gaan, vrienden uitnodigen, samenwonen, kinderen krijgen, scheiden, het wordt allemaal uitgesteld. Sinds 2009 is de dakloosheid verdubbeld en jaarlijks verblijven er 8500 kinderen in de daklozenopvang.

De wooncrisis heeft een diepe kloof geslagen. Een tweedeling tussen huizenbezitters, veelal ouderen, goedverdienende hoogopgeleiden en kinderen met kapitaalkrachtige ouders, die hun vermogen snel zien toenemen zonder dat ze daar belasting over afdragen en huurders, de ‘eigen huis’-lozen, waarvan volgens het Nibud een kwart, ruim 800 duizend huishoudens, vanwege de hoge huurlasten te weinig geld overhoudt voor voedsel en kleding. Aanhaken bij de klasse van huiseigenaren is vrijwel onmogelijk omdat de huizenprijzen veel harder stijgen dan het inkomen.  

De veelgehoorde mantra van ‘bouwen, bouwen, bouwen’ zal de oplossing niet brengen. Dit is wat onze collega bij het Sustainable Finance Lab, de Groningse professor Dirk Bezemer de ‘baksteenmythe’ noemt. De oorzaak van de huidige woningcrisis is namelijk geen tekort aan woningen. De krapte op de Nederlandse huizenmarkt is in historisch perspectief niet bijzonder. Sinds midden jaren ’90 is volgens het CBS de verhouding tussen het aantal huishoudens in Nederland en het aantal woningen zelfs afgenomen. Ook De Nederlandsche Bank concludeerde dat de huizenprijs meer samenhangt met de financieringsruimte van de koper dan met het woningtekort. De afgelopen 25 jaar volgden de huizenprijzen nauwkeurig het maximale leenbedrag. Dit maximum nam toe door stijgende inkomens, dalende hypotheekrentes en ruimere inkomensnormen. Nederland heeft dan ook niet zozeer een woningentekort maar vooral een hypotheekschuldoverschot.

De dalende rentes en het ruime geldbeleid van centrale banken zijn internationale ontwikkelingen waar Nederland geen vat op heeft. Maar we hebben er zelf wel nog een schepje bovenop gedaan met de hypotheekrenteaftrek en met leennormen die ruimer zijn dan in de ons omringende landen. Daardoor behoren de Nederlandse hypotheekschulden tot de hoogste van de wereld.

De woningmarkt staat in brand. De meest effectieve en snelle manier om die te doven is het afsluiten van de brandstoftoevoer. Die brandstof is het overvloedige en goedkope geld dat wereldwijd op zoek is naar rendement. Een rendement dat het steeds vaker vindt op de Nederlandse woningmarkt.

Maak van een woning weer in de eerste instantie een plek waar mensen wonen in plaats van een beleggingsobject. Daartoe moet de overheid zich weer ontfermen over de volkshuisvesting en als marktmeester optreden. Maximeer de huurprijzen voor een groot deel van wat nu de vrije sector is, breidt daartoe het puntensysteem fors uit. Zo wordt huren weer betaalbaar en worden huizen minder aantrekkelijk als beleggingsobject. Stimuleer ook bewoning door de koper van een huis zoals al gebeurt op de Waddeneilanden. Woningen voor permanente bewoning zijn daar aanzienlijk goedkoper dan vakantiehuisjes waardoor ook eilanders met een modaal inkomen op hun eiland kunnen blijven wonen.

Huizenkopers zullen ook zelf meer geld moeten inleggen. De leennormen moeten naar niveaus worden teruggebracht zoals de ons omringende landen die kennen. Introduceer daartoe een aantrekkelijke vorm van bouwsparen door per huishouden een bedrag van 50 duizend euro vrij te stellen van de vermogensrendementsheffing. De huidige generatie starters kan de mogelijkheid worden geboden een startbedrag uit hun pensioenpot te halen. De 100 duizend euro die ouders nu belastingvrij mogen schenken voor de woning van hun kind, de jubelton, verdwijnt. Die heeft de verschillen alleen maar groter gemaakt. Bouw tot slot de fiscale stimulering van de hypotheek versneld en helemaal af. De lage rentes maken dat dit nu relatief pijnloos kan gebeuren.

Minder leenruimte en minder hypotheekrenteaftrek kan ook voor de starters voelen als twee stappen achteruit. Nog minder financiële ruimte om dat dure huis te kopen. De crux is echter dat alle andere huizenkopers ook die twee stappen achteruit zetten. Daardoor blijven dezelfde huizen beschikbaar, maar dan tegen een lagere prijs. Doordat de huurmarkt weer een betaalbaar alternatief is zal het aantal starters op de woningmarkt afnemen. De financiële oplossingen die wij hier schetsen zullen er daarom toe leiden dat er voor de starter meer en goedkopere woningen beschikbaar komen. En dat zonder dat er een baksteen aan te pas komt. 

Deze opinie verscheen op 8 september in de Volkskrant

Peter Blom


Europese begroting behoeft nieuwe visie, ook in Nederland


Herman Wijffels, Harald Benink (hoogleraar Tilburg), Mark Sanders (hoogleraar Maastricht), allen lid van het Sustainable Finance Lab

Europa staat op een begrotingskruispunt: gaan we investeren of bezuinigen? Binnenkort start daarover in Brussel de discussie. Het nieuwe Nederlandse kabinet zal een positieve en constructieve visie op Europa moeten ontwikkelen.

Het doorstartende demissionaire kabinet belooft vernieuwing. Vernieuwing is zeker hard nodig. Van toeslagenaffaire tot stikstof, klimaat en wonen, het is tijd voor een andere aanpak. Niet langer wegkijken en vooruitschuiven, maar aanpakken. Ook als dat ingewikkelde keuzes met zich meebrengt. Oplossingen kosten ook geld. Dat beseffen de formerende partijen. Er circuleren plannen om tientallen miljarden te lenen. Nederland zal voor deze nieuwe staatsleningen gemakkelijk de zegen van de markt kunnen krijgen.

Die luxe hebben niet alle landen in de eurozone. Dat de rente nu ook laag is voor de zuidelijke eurolanden heeft namelijk meer te maken met het grootschalig opkopen van hun staatsobligaties door de ECB dan met hun economische gezondheid. Onder jongeren is de werkloosheid in Spanje 40%, in Italië 30%. Van de belofte uit het Verdrag van Maastricht dat de eurolanden economisch naar elkaar toe zouden groeien is weinig terecht gekomen. Sinds de eurocrisis van zo’n 10 jaar geleden worden de verschillen alleen maar groter. Een crisis die bestreden is met ongekende bezuinigingen waardoor de investeringen in de zuidelijke eurolanden sterk terugliepen. Daar is de coronacrisis nog eens bovenop gekomen. Ook die heeft het zuiden aanzienlijk harder getroffen.

De grote vraag is wat er in die landen zal gebeuren als de ECB haar opkoopprogramma’s gaat afbouwen. Net als wat er gebeurt als de Europese begrotingsregels, die vanwege corona buiten werking zijn gesteld, opnieuw zouden worden geactiveerd. Onder economen is er brede overeenstemming dat de regels in hun huidige vorm niet ongewijzigd weer ingevoerd kunnen worden. De in het Verdrag vastgelegde maximum staatsschuld van 60% van het nationaal inkomen is ver uit zicht. Gemiddeld bedraagt deze voor de eurozone nu meer dan 100%, in Italië is dat zelfs meer dan 160%, om van Griekenland met zijn schuld van 210% nog maar te zwijgen. Ook landen zoals Frankrijk en Spanje zitten ruim boven 100%.

Volgens de Europese begrotingsregels dienen deze landen het verschil met de 60%-norm elk jaar met 1/20e terug te brengen. Dat vereist een enorm overschot op de begroting. De draconische bezuinigingen die daarvoor vereist zijn, zullen die landen niet alleen in een diepe economische recessie storten. Ze zullen ook hun doel niet bereiken als, zoals tijdens de eurocrisis, de economie harder krimpt dan de schuld. De schuld zal daardoor als percentage van de economie juist toenemen

Een aanpak is nodig die de economie juist versterkt. Dat vergt investeringen: in onderwijs en digitalisering, in verduurzaming van de economie. Investeringen die de concurrentiekracht van de Europese economie versterken en de economie ook meer tot een eenheid smeden. Denk daarbij aan geïntegreerde, slimme en verzwaarde elektriciteitsnetwerken en hogesnelheidslijnen voor de trein; investeringen in de Europese publieke zaak.

Dat vereist een gemeenschappelijke Europese aanpak en dat het nieuwe Nederlandse kabinet daar een duidelijk positieve en constructieve visie op ontwikkelt. Daarvoor is het wel cruciaal dat het nieuwe regeerakkoord geen rode lijnen trekt waar in Europa juist stappen vooruit gezet moeten worden. Want terwijl Duitsland en Frankrijk vorig jaar tijdens de pandemie werkten aan het Europese corona-herstelfonds, worstelden Rutte en Hoekstra met het regeerakkoord dat stelde dat het gemeenschappelijk financieren van schulden ongewenst is en dat er geen verdere stappen in die richting mochten worden gezet. Dat bleken onhoudbare uitgangspunten en in de onderhandelingen verspeelde Nederland veel krediet.

Op 19 oktober start de Brusselse discussie over hervorming van het begrotingskader. Dan beoordeelt de Europese Commissie de staat van de economie na corona en de implicaties daarvan voor het begrotingskader. Gezocht wordt naar ruimte om de broodnodige investeringen te kunnen doen om economieën te versterken en te vergroenen. Dat kan door ruimte voor groene investeringen te creëren binnen de begrotingsregels. Dat kan ook door het corona-herstelfonds langer in stand te houden.

Nederland moet daarbij bedenken dat onze economische kracht niet los staat van die van de rest van Europa. Nederland is als klein land met zijn open economie een van de grootste profiteurs van Europese samenwerking. De Europese interne markt is goed voor maar liefst 70% van de Nederlandse export. En waar de VS en China ons landje op de kaart niet kunnen vinden, kunnen ze om de Europese Unie niet heen. In een tijd dat de wereldhandel onder druk staat en mondiale afspraken nodig zijn om klimaat en biodiversiteit te beschermen, is juist Europa de plek waar Nederlandse belangen behartigd worden. 

Vernieuwing in de opstelling van Nederland in Brussel is daarom hard nodig. Het is in het belang van Nederland dat het nieuwe kabinet een duidelijk meer pro-Europese koers gaat varen dan het huidige kabinet heeft gedaan gedurende de afgelopen jaren.

Dit opinie-artikel verscheen 25 oktober in het FD

Harald Benink


ECB onmachtig om inflatie aan te jagen


Het kan u zomaar ontgaan zijn. Maar net voor de zomervakantie presenteerde de machtigste Europese instelling haar nieuwe strategie, voor het eerst in 18 jaar en na 18 maanden nadenken. De Europese Centrale Bank haalde er de voorpagina’s niet mee. Dat heeft er wellicht mee te maken dat vooral opmerkelijk was wat de nieuwe strategie niet bevatte: een oplossing voor het existentiële probleem van de euro. Dat vereist namelijk samenwerking met de begrotingsautoriteiten, de Europese Commissie en nationale overheden.

Het grootste nieuws was nu dat ECB-president Lagarde aankondigde de inflatiedoelstelling iets op te hogen: van ‘net onder twee’ naar ‘twee’. Daarmee blijft de ECB in het spoor van de Amerikaanse collega’s. De Fed verhoogde een jaar geleden haar inflatiedoel nog net wat ruiger naar ‘gemiddeld twee’, waardoor op een periode van te lage inflatie een mag volgen met te hoge inflatie.

18 jaar dalende rentes heeft de ECB geleerd dat niet inflatie, maar deflatie het grootste gevaar is. De ECB heeft dan ook al acht jaar haar inflatiedoel niet bereikt. Gemiddeld was deze in de eurozone over deze periode slechts 1%. Dat betekent dat de economische temperatuur in de eurozone te laag is. Dat geldt in het bijzonder voor het zuiden. In Spanje en Griekenland bedraagt de werkloosheid nog altijd 16%. Onder jongeren is die in Spanje zelfs 40% en in Italië 30%. Van de belofte uit het Verdrag van Maastricht dat de eurolanden economisch naar elkaar toe zullen groeien is niets terecht gekomen. Sinds de eurocrisis worden de verschillen alleen maar groter.

De lage inflatie helpt daar niet bij. De schuldenlast als percentage van het bruto binnenland product drukt daardoor extra zwaar op de economie. En dat terwijl de overheidsschulden vaak ver uitstijgen boven de 60% die het EU verdrag voorschrijft. De Griekse staatsschuld overstijgt de 200%, bij Italië is dat meer dan 150% en in Frankrijk, Spanje en België rond de 120%.

Een hoger inflatiedoel is daarom zeker welkom. Maar veel belangrijker is het dat de ECB dat doel ook bereikt. En ondanks de gebleken onmacht van de afgelopen jaren biedt de nieuwe ECB strategie op dit punt opvallend genoeg niets nieuws. Het huidige ‘onconventionele’ instrumentarium wordt ‘conventioneel’ verklaard. Maar dat was al de praktijk. De opkoopprogramma’s waarmee de ECB de economie probeert te stimuleren groeien gestaag door. Inmiddels heeft de ECB-balans een omvang van bijna 80% van de euro economie. Niet alleen bereikt de ECB daarmee haar inflatiedoel  niet. Dit beleid heeft ook vervelende bijeffecten als exploderende huizen-, aandelen- en bitcoinprijzen. Daarmee jaagt het ook de vermogensongelijkheid aan en zo de politieke onvrede.

In plaats van het verder opblazen van financiële markten zou de ECB gebruik kunnen maken van instrumenten die op meer directe wijze de economie stimuleren. Het laaghangende fruit hier is een uitbreiding van de zogenaamde TLTRO’s, de gerichte herfinancieringsoperaties van banken die juist in de eurozone een hoofdrol spelen. Een andere optie is het opkopen van meer obligaties van instellingen als de Europese Investeringsbank. Dan weet je zeker dat het geld in de economie wordt geïnvesteerd.

Maar dan moeten die obligaties natuurlijk wel worden uitgegeven. En daar zit het probleem: de noordelijke euro overheden zijn te zuinig. Daarom hadden we tien jaar geleden hier een eurocrisis, terwijl tegelijkertijd in de VS de economie herstelde.

Het echte nieuws bij de presentatie van de strategie herziening van de ECB was dan ook dat er niets positiefs te melden viel over samenwerking met de begrotingsautoriteiten. Terwijl ook hier een werkgroep 18 maanden lang op had gestudeerd. Zelfs eerdere oproepen van Lagarde en haar voorganger Draghi aan de noordelijke eurolanden om meer geld uit te geven ontbraken.

Wel is er met dank aan de pandemie het Next Generation Recovery Fund gekomen van 750 miljard euro. Dat biedt zuidelijke landen de kans om te investeren met geld dat gezamenlijk met het noorden is geleend. Een toepasselijke naam, want herstel van de eurozone zal zeker een generatie kosten. Het huidige fonds loopt echter maar tot eind 2026. Ondertussen bereidt Oostenrijk een nieuwe coalitie van zuinige-landen voor om straks tijdens de onderhandelingen over de Europese begrotingsregels de hakken in het zand te zetten. Nederland moet zich daar vooral niet bij aansluiten.

Het echte nieuws was dus niet dat de ECB zijn inflatiedoel iets heeft verhoogd. Het nieuws was helaas dat er nog geen einde in zicht is voor de te lage inflatie en economische groei. En daarmee voor het existentiële probleem van de eurozone: het steeds verder achterblijvende zuiden. Als de begrotingsregels dit jaar niet verruimd worden kan de ECB weer terug naar de tekentafel. In plaats van ‘monetair-fiscale samenwerking’ kunnen werkgroepen dan beter gewijd worden aan meer radicale ideeën waar de ECB wel zelf de teugels in handen heeft als helikopergeld en schuldkwijtschelding.

Dit opiniestuk is eerder verschenen in het FD

Rens van Tilburg


‘Haalbaar en betaalbaar’ is wél een argument, Sigrid Kaag


Veel Nederlanders steunen klimaatbeleid, als de lasten niet te zwaar drukken, schrijft Rens van Tilburg.

Het klimaat is een van de belangrijkste onderwerpen voor een nieuw regeerakkoord. Dat was al duidelijk voor deze zomer van overstromingen en bosbranden. Volgens VVD en CDA is het ook een van de lastigste onderwerpen om met de ‘klimaatdrammers’ van D66 en GroenLinks overeenstemming over te bereiken. Voor VVD en CDA staat voorop dat klimaatbeleid ‘haalbaar en betaalbaar’ moet zijn. In de hevig gepolariseerde politiek van dit moment noemde D66-leider Kaag dat maandag “het nieuwe argument om niets te doen”.

Maar VVD en CDA hebben gelijk. Onderzoek laat zien dat onder Nederlanders veel draagvlak is voor maatregelen om de klimaatcrisis te stoppen, mits dat op een manier gebeurt die, jawel, haalbaar en betaalbaar is voor iedereen.

Het is eigenlijk gek dat nu vooral de rechtse partijen dit element in de klimaatdiscussie inbrengen. Want ‘betaalbaar voor iedereen’ is alleen mogelijk als de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Daarmee is het ook meteen de vervuiler die betaalt. Zowel bij bedrijven als bij burgers zijn de meest kapitaalkrachtige partijen namelijk ook de grootste vervuilers. Die zijn prima in staat om zelf de kosten te dragen van het terugbrengen van hun uitstoot van broeikasgassen. Het beprijzen van deze uitstoot voldoet.

Dure elektrische auto
De afgelopen jaren zien we dat dat ook steeds meer gebeurt. Al is de heffing voor de grote industrie vanwege corona weer in de ijskast verdwenen. Tijd om die weer in te voeren, net als een heffing voor mensen die veel vliegen. Oneerlijk is ook de subsidiëring door de overheid. Vanuit de gedachte dat elke overheidseuro zoveel mogelijk private euro’s in beweging moet brengen vloeit het subsidiegeld vooral naar de rijken die daar snel optrekkende Tesla’s van kopen en er warmpjes bijzitten vanwege de gesubsidieerde woningisolatie. Ondertussen zinken de miljoen Nederlanders die in armoede leven verder weg in energie-armoede. Zij zien door de extra heffingen de energierekening wel stijgen, maar hebben niet de mogelijkheid hun tochtige en schimmelige woning te isoleren, laat staan om een in aanschaf dure elektrische auto te kopen.Volume 0% 

In juni liet een brede coalitie zien dat het ook anders kan. In ‘De eerlijke klimaatagenda’ geven werkgevers- en werknemersorganisaties en groene- en jongerenclubs prioriteit aan investeringen die goed zijn voor het klimaat en voor de kwaliteit van leven van de Nederlanders met minder geld. Dat betekent in de eerste plaats investeren in omscholing, zodat iedereen aan het werk kan blijven. Een groot en groeiend tekort aan technisch personeel belemmert nu al de energietransitie.

Groen offensief
Een eerlijke transitie vereist ook dat andere keuzes worden gemaakt bij het isoleren van woningen: begin bij de tochtigste woningen. Dat kost de overheid nu weliswaar relatief veel geld, want de doorgaans arme bewoners kunnen zelf weinig inbrengen. Maar dat geld zal de overheid toch eens moeten uitgeven.

Voor vervoer wordt ingezet op openbaar- en elektrisch deelvervoer. Er komen zogenaamde e-hubs van elektrische auto’s, scooters en (bak)fietsen, juist ook in de wijken waar mensen met lagere inkomens wonen. En er wordt geïnvesteerd in bomen, struiken en groene daken in steden en op bedrijventerreinen. Niet alleen wordt zo CO2 opgevangen, het biedt ook verkoeling in de hete zomers voor de mensen die geen eigen tuin hebben.

Een dergelijk groen offensief zal ook het verschil in levensverwachting tussen rijk en arm in Nederland terugdringen. Nederlanders met een inkomen onder de armoedegrens leven nu gemiddeld zes jaar korter. Het verschil in gezonde levensjaren bedraagt zelfs vijftien jaar. Studies waarbij wordt gecorrigeerd voor het inkomen vinden dat bewoners in groenere wijken minder last hebben van obesitas, depressie en hart- en vaatziekten.

Hoogste inkomens grootste vervuilers
Deze eerlijke dimensie ontbreekt tot op heden in het Nederlandse klimaatbeleid. Rutte (VVD) en Hoekstra (CDA) hebben gelijk. Het mooie is dat Kaag (D66), Klaver (GroenLinks), Ploumen (PvdA) en Segers (CU) voor een eerlijke agenda hoogstwaarschijnlijk best willen tekenen. Zolang het pakket in zijn geheel maar voldoet aan het wereldwijde klimaatakkoord dat Nederland in 2015 in Parijs heeft ondertekend. Onlangs heeft Rutte zelf ingestemd met de vertaling hiervan in het EU-doel van een 55 procent lagere CO2-uitstoot in 2030. Een aanzienlijk hoger doel dan de 49 procent die het uitgangspunt was voor het huidige Klimaatakkoord.

Kortom: welke partijen het nieuwe kabinet ook gaan vormen, het klimaatbeleid zal aanzienlijk versterkt moeten worden. Dat zal geld kosten en ingrijpende gevolgen hebben. Rutte heeft gelijk dat klimaatbeleid voor iedereen haalbaar en betaalbaar moet zijn. Dat hoeft geen probleem te zijn. De grootste vervuilers zijn ook de hoogste inkomens en de grootste bedrijven. Die beschikken over voldoende middelen om de noodzakelijke veranderingen te bekostigen.

Belangrijk is dat iedereen kan genieten van de voordelen van een duurzame samenleving als gezonde lucht, een comfortabel huis, stil verkeer en een groene omgeving. Alleen dan zal er voldoende draagvlak zijn voor de energietransitie die nodig is om in de toekomst veel grotere ellende en veel hogere kosten te voorkomen.

Dit artikel verscheel op 7 september in de NRC

Rens van Tilburg