Gevoel van urgentie


“Het gevoel van urgentie voor het invoeren van de structurele veranderingen die nodig zijn om de kans op een vergelijkbare crisis in de toekomst te verkleinen lijkt sterk af te nemen.” Deze constatering van de eerste parlementaire onderzoekscommissie ‘financieel stelsel’ (de Wit 1) kan onderdeel uitmaken van het vaste format voor dit soort rapporten. Met Jolande Sap, destijds lid van de commissie, verbaasde ik me er afgelopen donderdag over hoe moeilijk het is om het rapport zelfs maar te pakken te krijgen op het internet. Nog een illustratie van hoe snel we vergeten. Op tafel lag het Financieel Dagblad met als opening “ING verhoogt beloning topman Hamers met 50%”. Hoe lang was het nu helemaal geleden dat een eerdere ING-topman dreigde met bank en al het land te verlaten als dat gezeur over de welverdiende topbeloningen niet op zou houden? Niet erg lang voordat de Nederlandse belastingbetaler de bank te hulp moest schieten.

Woensdag vindt de eerste bijeenkomst plaats van het Sustainable Finance Lab naar aanleiding van het tienjarig jubileum van de crisis. Op 14 maart, de dag waarop met Bear Stearns de eerste grote Wall Street bank onderuit ging. De laatste dominosteen voor Lehman Brothers. Bij ABN Amro bespreken we de lessen van 2008. Wat ging er mis in de aanloop naar de crisis? Wat dachten we destijds? En wat hebben we sindsdien geleerd? En ja, ons inzicht is in tien jaar gegroeid. Ging de woede in eerste instantie vooral over de bonussen en de foute producten, ondertussen is er meer aandacht voor het achterliggende probleem, de inherente instabiliteit van het systeem. Hyman Minsky, de financiële cyclus, improductieve leningen, secular stagnation, dat soort dingen.

Echt nieuw is het echter allemaal niet. De Wit 1 citeert de Canadese econoom William R. White: “Mensen krijgen goed nieuws. Dan is er rationele uitbundigheid. Dan, na een tijdje, wordt krediet verstrekt op basis van dat goede nieuws. De economie groeit, het optimisme groeit, bezit groeit in waarde en risicomijdend gedrag daalt. Iedereen denkt dat hij slim is en iedereen verdient veel geld. En zo gaat het maar door. En zo gaat het al sinds mensenheugenis. Dit is de onderliggende natuurkracht waar we mee kampen.”

“Een orgie van 10 jaar kredietverlening” noemde Hans Hoogervorst het destijds voor de commissie de Wit. Een feestje dat hij tijdens zijn kleine jaar als minister van Financiën in 2002-2003 niet verstoorde. De financiële sector bleek geen issue: “er was op het ministerie en dus ook bij mij geen duidelijk beeld van de sector. Men had, en dat sprak mij als liberaal aan, toch het gevoel dat de markt zijn werk deed in de sector. Dat we die niet moesten dirigeren zoals in Frankrijk.”

Dat de financiële sector niet die goed werkende vrije markt is was voor Hoogervorst de les van 2008: “De crisis heeft duidelijk gemaakt dat je daar wél een visie op moet hebben omdat de sector sterk verweven is met de overheid. (..) Het is gewoon niet in orde dat een sector waar zulke buitensporige winsten zijn geweest – want dat is achteraf wel duidelijk dat het buitensporige winsten zijn geweest – zo afhankelijk is van de overheid. Meer nog dan de landbouwsector!”

Hogere kapitaalbuffers en striktere regulering, ook dat zijn lessen die Hoogervorst trok. Als voorzitter van de AFM streed hij voor het einde van de tophypotheek. Daarbij merkte hij hoe moeilijk het dempen van de financiële cyclus is, hoe groot de maatschappelijke tegenkrachten die dat oproept: “Toen ik er voor het eerst over begon dat het misschien niet zo slim is om mensen de volle honderd procent waarde van hun huis te lenen – wat mij een abc’tje lijkt – was het huis te klein. Meteen werd een spoeddebat aangevraagd. Alle partijen waren boos, tot en met de SP, ja. Als het over het eigen huis gaat, raakt iedereen zijn verstand kwijt.” (FD, 30 november 2011 De kredietorgie en de hardleerse mens)

Oud DNB-president Wellink verklaarde voor de commissie de Wit: “Als de bomen tot in de hemel groeien en de toezichthouder of de centrale bank zegt dat het zo niet door kan gaan, blijkt dat die boodschap bijna niet over komt. Ik herinner mij een Nederlandse minister-president die zei: daar komt de bank weer.” Zal zijn opvolger Klaas Knot hier iets van herkennen? Nog even Wellink: “Wij zijn misschien niet sterk genoeg geweest. Wij hebben hierover ook op internationaal niveau met elkaar gesproken. Wij zijn misschien een beetje onderdeel van die cultuur geworden in die zin dat we wel waarschuwen als het allemaal goed gaat, maar dat we de urgentie van die waarschuwingen dan ook minder voelen. Het gaat immers allemaal goed.”

Misschien is dat wel de les die we nog moeten leren: hoe de samenleving te wapenen tegen wat we als SFL eerder de ‘schuldverleiding’ hebben gedoopt? De mogelijkheid je nu rijk te wanen, nu te spenderen, en even niet aan de toekomst te denken waarin de schuld zal moeten worden terugbetaald. Wat mogen we hierbij van politici verwachten? Van bankiers en hun toezichthouder? En wat van ‘onszelf’ als burger, kiezer en consument? Hoe invulling te geven aan het advies van de WRR om countervailing power en maatschappelijke waakhonden? Welke rol speelt stagnerende koopkracht en ongelijkheid, de onzekerheid van de middenstand en middenklasse? Zetten die aan tot overmatige kredietverlening? “Let them eat credit” in de woorden van Raghuram Rajan.

We gaan het woensdag horen. Van onder meer Jolande Sap en Hans Hoogervorst zelf, van de huidige ABN-topman Kees van Dijkhuizen en Jan Marc Berk van DNB. Vooralsnog lijkt het mij dat we sinds 2008 niet zozeer meer te weten zijn gekomen, maar dat we vooral alweer veel zijn vergeten. Alleen al daarom is woensdag belangrijk, een meer dan noodzakelijke opfrissing van ons geheugen.

Een ding weten we echter zeker: zo lang we niet de juiste lessen trekken, en er niet naar handelen, zullen we aan het belang hiervan herinnerd worden door nieuwe crises. Crises die we niet zien aankomen. Ook dat illustreerde de commissie de Wit 1. Haar rapport verscheen op 10 mei 2010. Het zal een week eerder naar de drukker zijn gegaan. Het tekort op de lopende rekening van Spanje wordt genoemd, net als dat van de VS en het Verenigd Koninkrijk, maar Italië, Portugal en Griekenland komen in de 272 pagina’s niet voor. Toch presenteerden de EU-ministers van Financiën op diezelfde vroege ochtend van 10 mei 2010 een reddingsplan van in totaal € 500 miljard voor juist die landen. De Amerikaanse subprime crisis kreeg nog een eurostaartje. Het gevoel van urgentie was weer even helemaal terug.

Voor de bijeenkomst van woensdag zijn geen kaarten meer beschikbaar. Een video registratie zal op deze website verschijnen.